Naast elkaar zitten we op de rand, ik staar in de verte. De lichtjes van de gebouwen om ons heen geven het uitzicht iets magisch. Apart, hoe een overdag grijze stad, in de avond en van bovenaf, een heel andere sfeer kan hebben. Mijn benen bungelen over de rand en ik voel kriebels in mijn buik. De afstand tot de grond is groot, de betonnen rand laag. Raar, je zou er zo overheen kunnen stappen.
Marco zit naast me. Mijn vingers strelen zijn blote rug, volgen de spieren, die soepel onder zijn huid bewegen. Zijn huid is klam, net als de mijne. Een koel briesje blaast de haartjes op mijn armen overeind.
Marco plant een kus op mijn lippen, draait zich om en laat zich van de rand glijden, op de vloer achter ons. Hij pakt een deken en slaat deze om mijn schouders heen. Vervolgens pakt hij de twee champagneglazen en vult ze bij. Hij reikt mij mijn glas aan en laat zich weer naast mij zakken.
‘Heb ik het goed gedaan?’ Zijn stem is hees.
Ik neem het panorama in mij op, kijk daarna hem aan. De brok die plotseling in mijn keel verschijnt, laat zich bijna niet wegslikken.
‘Het was perfect,’ zeg ik. Ik gebaar naar de lichtjes, naar het dakterras achter ons, het matras met alle kussentjes en dekens.
Marco schuift dichterbij, slaat zijn arm om me heen. Dit moment mag nooit voorbijgaan.
‘Het bezoekuur is al lang afgelopen,’ fluistert hij zacht in mijn oor. ‘Ik moet je terugbrengen naar de afdeling, helaas…’
Ik drink een slok van mijn champagne. Plotseling stok ik in mijn beweging. Ik kijk eens goed naar mijn glas, dan naar hem.
‘Echt?’
‘Wat er ook gebeurt, wij horen bij elkaar. Je maakt mij gelukkig. Ik vind dat dat vastgelegd moet worden. Nog belangrijker, dat dat gevierd moet worden. Op wat voor manier dan ook.’
Hij neemt mijn hand en gaat op de rand staan, trekt mij ook overeind. De rand is niet smal, maar toch voelt het alsof ik alle gevoel voor evenwicht kwijt ben. Hij houdt me stevig vast, zakt dan op één knie en kijkt in mijn ogen.
‘Sanne, wil je met mij trouwen?’
Ik kijk naar hem, vervolgens naar de afgrond, een paar centimeter naast mijn blote voeten. De scheidslijn is dun, tussen leven en dood, tussen angst en moed. Durf ik de sprong te wagen?