‘Ik heb dus zo geen zin in deze dag’, verzucht ze, terwijl ze haar mobieltje schuin voor haar mond houdt. De persoon aan de andere kant is het met haar eens blijkbaar. Zonder dat ik het wil, kan ik het gesprek woord voor woord meeluisteren.
Ik kijk naar buiten en probeer van het uitzicht te genieten. Helaas, door de weerspiegeling van haar malende kaken in het raam, lukt dit amper. Het arme croissantje heeft geen kans, het wordt vermorzeld tussen kiezen, speeksel en een regelmatige slok energy drink. Omdat praten en eten blijkbaar tegelijkertijd dienen te gebeuren, zie ik de eerste stap van het verteringsproces live gebeuren. Dit, in combinatie met de geur van warme kaas en zoete drank is heftig, zo op de vroege ochtend. Ik blijf stug naar buiten staren. De weiden waar we langskomen zijn gevuld met net zo onsmakelijk kauwende koeien.
Ik neem een slok koffie uit mijn papieren beker en slaak een diepe zucht. Uit de rugzak op mijn schoot diep ik een krentenbol met kaas op. Ik neem een hap en vang per ongeluk de blik van mijn overbuurvrouw. Ze heeft haar telefoongesprek beëindigd en kijkt met een vies gezicht naar mijn krentenbol.
Hoe krijg je het weg?, lijken haar ogen te vragen, terwijl ze haar blikje wegzet. Haar voeten liggen op de zitting naast me, haar broek ziet eruit alsof ze net door een beer is aangevallen.
Tijdens de stop op het station stroomt de trein vol met meerdere passagiers. Geuren van koffie, broodjes en fris gewassen haren vullen de coupé. Een man blijft naast ons staan en werpt een blik op haar schoenen naast mij op de bank. Met een diepe zucht trekt ze zich recht en laat haar gympen langs de zitting op de vloer glijden. Tergend langzaam trekt ze haar voeten onder haar eigen zitplek. De man gaat zitten en werpt een blik op mij, één wenkbrauw opgetrokken. Ik haal mijn schouders op, beantwoord zijn lachje en kijk weer naar buiten. In de weerspiegeling zie ik hem een broodje uit zijn aktetas halen. Een krentenbol met kaas.