‘Charlie, kom je?’
‘Ik wil niet, bij oma is het saai.’ Boos stampt ze achter me aan de trap op.
‘Soms moet je dingen doen waar je geen zin in hebt.’ Ik zucht. Voor mij hoeft het ook niet, deze verplichte bezoekjes. Maar mijn schoonmoeder is van de oude stempel.
Als Charlie ziet welke kleren ik voor haar heb klaargelegd, slaat ze haar armen over elkaar. Ik mis de peuterige molligheid die haar lijf steeds meer verlaat.
‘Nee, geen jurk!’ Ze klinkt onverzettelijk. Zo moeder, zo dochter.
Met de belofte van een ijsje na het avondeten én een snoepje dadelijk in de auto, haal ik haar over. Soms is gemak meer waard dan pedagogische correctheid. Mokkend laat ze zich door mij aankleden, vastbesloten om nergens aan mee te werken vandaag. Ik doe haar haren in een staart – ‘ik wil geen vlecht!’ – en stuur haar naar beneden. ‘Ga jij alvast je nette schoenen aantrekken, ik kom er zo aan.’
Ik open de deur van de babykamer en haal Juul uit zijn ledikantje. Met een brede, tandeloze glimlach kijkt hij me aan. Ik verschoon zijn luier, trek hem een zwarte broek en wit bloesje aan en dan loop ik de trap af, Juul op mijn heup. Daar tref ik Charlie wijdbeens midden in de kamer aan, rubberen regenbooglaarsjes aan haar voeten, een donkere vlek in het midden van haar roze jurk.
‘Wat is er gebeurd?’
‘Ik weet het ook niet, mama.’ Ze zet haar armen in haar zij. ‘Het begon zomaar ineens te stromen, ik kon er niets aan doen.’ Ze trekt een onschuldige blik, maar een van haar mondhoeken krult een beetje omhoog. Mijn vijfjarige dochter, die al drie jaar zindelijk is, heeft zojuist in haar broek geplast omdat ze het niet eens is met de kleding die ze aanheeft? Ergernis borrelt in me op. Juul trekt zachtjes aan mijn haren en kijkt me fronsend aan. Zijn gezichtje loopt rood aan, de hand waarmee ik zijn billen ondersteun wordt warm. Dan wordt mijn neus gegijzeld door een afschuwelijke geur.
‘Ieuw, Juuls rug kleurt helemaal bruin!’ Charlie gilt en knijpt haar neus dicht.
Verslagen kijk ik naar Juuls nu weer stralende gezicht.
‘Volgens mij heeft Juul ook een schijt…’ Charlie stopt met praten als ze mijn gezicht ziet. ‘Volgens mij heeft Juul ook niet zo’n zin om naar oma te gaan.’
Ik weet niet of ik moet lachen of huilen.