Mijn gezicht lijkt op een dodenmasker en ik dwing mezelf te glimlachen.
‘En vergeet niet: zonder verandering geen vlinders!’ Terwijl ik mijn standaard afsluiting de wereld instuur, steek ik mijn hand op om te zwaaien naar mijn online volgers. Ik voel een kleine steek van twijfel, maar dan, vlak voor ik de opname beëindig, vouw ik mijn duim naar binnen en sluit mijn vingers eromheen.
Ik sluit af en neem mijn telefoon uit het statief, haal het microfoontje van mijn blouse en doof mijn ringlamp.
Vanachter de veiligheid van mijn scherm, met behulp van filters die het leven een aangename kleur geven, help ik als levenscoach anderen om veranderingen toe te passen in hun leven. Hoe ironisch.
Mijn vinger zweeft boven de ‘plaats nu’ knop. Ga ik dit echt doen? Ik snij snel de laatste seconden weg uit de video en plaats hem dan online. Wat heeft het voor nut?
In de supermarkt loop ik Marian tegen het lijf.
‘Alles goed?’
‘Jazeker,’ antwoord ik met een geperfectioneerde glimlach. Cynisch vraag ik me af of het haar echt interesseert. Iedereen denkt toch alleen aan zichzelf. Net zoals ik ook constant bezig om mijn eigen volmaakte façade in stand te houden. Ieder barstje in het afgietsel dat ik moet zijn, de gezellige buurvrouw, de goede coach, de perfecte partner, werk ik direct en nauwkeurig bij.
Mijn echte ik is begraven onder lagen en lagen van plamuur, onvindbaar diep.
‘Morgen de buurt-barbecue, hè? Wat neem jij mee?’
‘Mijn wereldberoemde tiramisu, natuurlijk!’ Mijn gelaat splijt open en ik doe mijn best om de lach in mijn stem en in mijn ogen terug te laten komen. Maar ik voel een kier ontstaan, alsof mijn gezicht steeds verder openscheurt en mijn echte, ongelukkige ik wanhopig naar buiten probeert te klauwen.
‘Weet je zeker dat het goed gaat? Haar helderblauwe ogen dwalen onderzoekend over mijn gezicht.
‘Natuurlijk, ik zit alleen te bedenken wat ik nog moet kopen. Oh, lange vingers natuurlijk.’
Mijn lach klinkt onnatuurlijk schel.
‘Nou dag, tot morgen, hè! Met een ruk draai ik mijn kar om en snel de volgende gang in. Shit, die barbecue was ik helemaal vergeten. Ik bedenk snel welke smoes ik vorige keer verzonnen heb. Migraine? Griep?
Ik draai me verschrikt om als ik een hand op mijn schouder voel. De buurvrouw weer, haar gezicht ziet er helemaal verwrongen uit.
‘Je kunt altijd bij me terecht, ik hoop dat je dat weet.’ Ze legt haar hand op de mijne, haar stem is niet meer dan een fluistering en voor ik het weet is ze weer doorgelopen, maar haar woorden blijven eindeloze rondjes door mijn hoofd rennen. Dan zie ik het boodschappenbriefje dat niet het mijne is. Naast hagelslag en koffie staat een telefoonnummer.
Thuis haast ik me naar boven, de badkamer in. Ik draai de deur op het slot en trillend zak ik door mijn benen. Pas na een eeuwigheid is de pudding in mijn benen genoeg opgestijfd om weer recht te gaan staan. Ik wankel naar de wasbak, hou een washandje onder de warme kraan en wrijf deze een paar keer over mijn gezicht. Met een zachte handdoek veeg ik daarna mijn gezicht droog. Ik snuif de geur van wasmiddel diep op en zucht. Dan richt ik mijn blik omhoog en vanuit de spiegel staren rode, bloeddoorlopen ogen me aan. De rood-paarse kring rond mijn linkeroog is nu duidelijk zichtbaar, evenals de geelgroene striemen in mijn hals.
Beneden wordt een sleutel in het voordeurslot gestoken en omgedraaid. De deur gaat open en valt zachtjes weer dicht. Voetstappen op de trap, dan gerammel aan de klink van de badkamer. Mijn schouders verkrampen
‘Waarom is die deur gesloten? Maaike, doe open!’
Zijn stem wordt luider bij elk woord en snel draai ik de sluiting om. De deur zwaait open en knalt met een harde klap tegen de badrand.
‘Waar sloeg dat op? Kan ik in mijn eigen huis niet eens mijn badkamer gebruiken? En waarom staan de boodschappen in de hal, ga je die nog opruimen of hoe zit dat?’
Zijn neusvleugels trillen terwijl hij me aankijkt. Zijn ogen zakken naar beneden.
‘Je ziet er niet uit, ik mag hopen dat je jezelf morgen een beetje toonbaar weet te maken? Ik kan niet weer alleen op een barbecue verschijnen, de mensen zouden nog raar kunnen gaan denken.’
Hij trekt zijn bovenlip omhoog en grijnst, zoals een leeuw die zijn prooi heeft uitgekozen. Zijn ogen knijpt hij tot spleetjes. Ik hou mijn adem in. Dan draait hij zich om en verdwijnt de gang op. Ik draai me weer naar de spiegel en met bevende vingers pak ik het boodschappenbriefje uit mijn broekzak.