Ik heb de hele ochtend niet gegeten. Nadat we ons kereltje in zwart-grijs hebben bewonderd, valt er een last van me af. Na vier miskramen voelt dit wondertje zich gelukkig helemaal thuis in mijn baarmoeder. Na zestien weken is de misselijkheid eindelijk gezakt en durf ik me te verliezen in mooie toekomstdromen.
Eerst trakteren we Raouls ouders op een lunch. Zodra ze het speciaal bedrukte rompertje zien, verdwijnt de lach niet meer van hun gezicht.
Ik ben stil in de auto, onderweg naar mijn moeder. Mijn vingers friemelen met het tweede rompertje, telkens vouw ik het open en dicht.
‘Mam, we hebben nieuws.’
‘Hmm…?’ Ze kijkt me glazig aan, neemt een slok wijn en richt haar blik dan weer naar de tuin. ‘De rozen doen het goed, vind je ook niet?’ Ze struikelt over de woorden.
Raoul fronst, wil iets zeggen. Een blik van mij houdt hem tegen. Ik haal mijn schouders op. Ondanks dat ik dit had kunnen verwachten, moet ik slikken om te kunnen praten. Hij sluit zijn vingers om de mijne.
‘Mam, ik ben zwanger!’ Ik leg het rompertje op tafel en tegen beter weten in kijk ik haar verwachtingsvol aan.
‘Jij? Móeder?’ Kil neemt ze me op. ‘Dat wordt natuurlijk een drama.’ Haar lach is als een ijzige klauw om mijn hart. Mijn broodje ei komt omhoog. Sprakeloos staar ik naar het tafelblad.
Stoelpoten schuiven ruw over het laminaat. ‘Kom, Ilse, we gaan.’
Ik laat me door Raoul naar buiten leiden. Mijn moeder schuifelt achter ons aan. ‘Waarom loop je weg? Ik bedoel er toch niets mee?’ Ze slist, speeksel verzamelt zich in haar mondhoeken. Haar oogwit wordt ontsierd door gesprongen bloedvaatjes, het glas trilt in haar hand. Ik weet het zeker, dit is de laatste keer dat ik haar zal zien. Zachtjes trek ik de deur achter me dicht.
Op de terugweg aai ik mijn opbollende buikje. Ik klap de zonneklep omlaag en kijk mezelf aan. Ik zie pap terug in mijn wenkbrauwen en ogen, mijn moeder in de iets te grote neus. Tot mijn eigen verbazing krullen mijn mondhoeken een beetje omhoog. Ik vraag me af wat onze kleine man van ons zal erven.
Raoul kijkt me zijdelings aan en legt een hand op mijn knie. ‘Hoe voel je je?’
‘Leeg en vol tegelijkertijd.’ Ik verplaats zijn hand naar mijn buik. ‘Ik weet in ieder geval hoe het niet moet.’