De onrust die Isabel al de hele dag niet loslaat, verdwijnt niet nu ze de zware deur achter zich op slot draait. Ze schopt haar schoenen uit, gooit haar jas en tas op de bank en loopt direct door naar de keuken, waar ze het restje wijn van de fles naar een glas overhevelt. Ze neem twee flinke slokken, terwijl ze tegen het aanrecht leunt en door het raam de donkere tuin in staart. Normaal kan een Montepulciano zelfs na een lange dag als deze de scherpe randjes vervagen, maar vanavond smaakt de rode vloeistof haar niet. De prikkelende sensatie dat ogen haar volgen, raakt ze niet kwijt. Ook na het sluiten van de gordijnen blijft kippenvel als een leger mieren over haar lijf kriebelen. Isabel zet haar lege glas in de gootsteen en loopt de gang in. Ze controleert of de voordeur op slot zit en loopt dan naar boven.
Nadat ze onder haar dekbed kruipt, duurt het even voordat ze helemaal opgewarmd is. Ze voelt zich vreemd draaierig, alsof ze niet een half glas, maar een hele fles soldaat heeft gemaakt. Ze slikt een paar keer om de misselijkheid te onderdrukken. Haar voeten veranderen langzaam van ijsklompen in ontdooide kipfiletjes en ze zakt weg in een duisternis die haar jachtige gedachten naar de achtergrond laat verdwijnen.
Het aangenaam zoete aroma van haar parfum, vermengd met haar eigen lichaamsgeur, laten me wankelen op mijn benen. God, wat is ze mooi. Ik slaak een haast onhoorbare zucht en moet mezelf inhouden om niet naast haar te kruipen, mijn naakte huid tegen de hare te vlijen en haar samen met de opkomende zon weer wakker te kussen. In plaats daarvan neem ik voor nu met minder genoegen. Ik bekijk haar van dichtbij, met ingehouden adem om te voorkomen dat ze mij in de gaten krijgt. Het verdovende middel dat ik in de fles heb gedaan, zou ervoor moeten zorgen dat ze binnen de komende acht uur niet bij bewustzijn komt, maar ik neem liever het zekere voor het onzekere.
Haar oogleden trillen zachtjes en de sproetjes die haar perfecte gezicht nog prachtiger maken zijn zelfs in dit schemerige maanlicht te zien. Haar lippen wijken een beetje uit elkaar en ik kan het niet laten om ze vederlicht aan te raken. Oh, wat ik er niet voor over zou hebben om ze op de mijne te voelen. Haar neusvleugels bewegen en even ben ik bang dat ik te ver ben gegaan. Maar na een paar seconden zucht ze diep en draait ze zich om. Alles op zijn tijd, maan ik mezelf tot de orde.
Ik doe waarvoor ik gekomen ben en werp dan een laatste blik in de slaapkamer. Isabel ligt nu op haar rug, met één arm op haar kussen en de andere uitgestrekt naast zich. Ze snurkt, nauwelijks hoorbaar, en ik moet gniffelen om hoe lief ik het geluid vind.
Ik bewonder haar nog een aantal minuten en ik kan het niet laten een foto te maken met mijn telefoon. Helaas, zonder flits krijg ik haar schoonheid niet op beeld. Zal ik het erop wagen? Nee, besluit ik, het is het risico niet waard. Ik kan haar in mijn hoofd tot in detail uittekenen.
De volgende ochtend wordt Isabel wakker van het zonlicht dat ongehinderd de kamer instroomt. Ze wrijft in haar ogen en wil zich eigenlijk nog een keer omdraaien, maar de smaak én geur van rotte eieren die in haar mond hangt, en een drukkend gevoel in haar blaas, dwingt haar om snel haar voeten op de koude laminaatvloer te zetten en naar de badkamer te snellen.
Met de tandenborstel in haar mond, neemt ze plaats op de wc en vraagt ze zich af hoe ze aan die barstende koppijn komt. Zoveel heeft ze toch niet gedronken?
Na een snelle douche loopt ze naar beneden. In de keuken pakt ze de strip paracetamol uit haar rommella en slikt er twee met een grote slok water door.
Het heeft vannacht flink gevroren, want de ijsbloemen op de tuindeuren ontnemen haar het zicht op de achtertuin. Er klopt íets niet aan wat ze ziet, maar hoe ze haar hersenen ook pijnigt, ze kan er niet opkomen. Dan knijpt een gedachte haar maag samen. Had ze de gordijnen gisteren niet gesloten?