Ik neem de boodschappentas uit mijn rechterhand en voeg deze bij de overvolle tassen die al diepe, rode strepen in mijn linkerhand hebben gesneden. Met mijn nu vrije hand hijs ik de afzakkende weekendtas terug op mijn schouder en zonder nog verder twijfels toe te laten, druk ik op de bel.
Het schelle geluid klinkt door het huis en na enkele seconden komen voetstappen dichterbij. De afgebladderde blauwe deur gaat op een kier open en zodra ik zijn gezicht zie, word ik overspoeld door beelden uit het verleden. Samen de heuvel af fietsen, zo hard als je durft. Hij leerde mij steentjes keilen, ik leerde hem in de hoogste boom klimmen. Samen leerden we stil te zijn, ons te verstoppen wanneer het nodig was. We waren altijd samen, tot we dat niet meer waren. Er gaat een deur open in mijn hart, die ik net zo snel weer dichtsla. Niet nu, niet hier.
Zijn wenkbrauwen fronsen en heel even meen ik een flits van verbazing, misschien zelfs nieuwsgierigheid, te zien in zijn ogen, maar dan zijn ze alleen nog maar donker van woede. Hij gaat in de opening staan en leunt met één hand tegen het kozijn en houdt met zijn andere de voordeur vast. Zijn brede lijf blokkeert de volledige toegang tot het huis, zodat ik niet naar binnen kan kijken, laat staan een stap naar voren zetten.
‘Wat doe jij hier?’ Het norse geluid is zo ver verwijderd van het geluid uit mijn jeugd dat ik hem niet zou herkennen aan zijn stem alleen.
Ik kijk hem aan en weet niet wat ik moet zeggen. Hoe vaak heb ik dit moment geoefend de laatste dagen? Alles wat ik bedacht, klonk verkeerd. Hoe kan ik om hulp vragen aan juist die persoon die ik al jaren niet meer spreek?
‘Ik…’
‘Je hebt iets nodig zeker? Waarom zou je anders na al die jaren je gezicht weer laten zien?’ Hij spuugt de woorden in mijn richting.
Ik voel tranen branden in mijn ogen en doe verwoede pogingen ze tegen te houden. Ik heb het recht niet om te huilen, dat weet ik net zo goed als hij. Hij heeft gelijk. Ik was er niet voor hem en nu wil ik zijn hulp?
‘Ik kan nergens anders terecht,’ breng ik uit, de tassen neerzettend, wrijvend in mijn pijnlijke handen.
‘En je denkt dat ik je wel zal helpen, dat ik over mijn hart zal strijken en alles vergeet wat er gebeurd is?’
‘Ik hoop het…’ Mijn stem is niet meer dan gefluister.
‘Dan heb je het mis!’ Even zie ik een glimp van medeleven, maar dat verdwijnt weer net zo snel als ik het denk gezien te hebben.
‘Je liet me alleen! Je liet me in de steek, met hém! Je zou me komen halen, maar je liet me achter…’
De deur slaat met een harde klap dicht en de tranen stromen over mijn wangen als ik me omdraai om het tuinpad weer af te lopen.
Mooi verhaal, en zoveel dat niet verteld wordt, spannend !