Ze had er altijd alles aan gedaan om haar dochter veilig te houden. Het begon met traphekjes, beschermhoekjes en stopcontactbeveiligers, daarna volgden de antislip-sokjes, kniebeschermers en fietshelmpjes. Korter geleden was daaraan uitleg over vreemden toegevoegd en sinds drie jaar zat Naomi op karate. Er ging geen dag voorbij zonder een ‘kijk uit’, ‘pas op’ of ‘denk je aan…’.
Kim droomde nooit mooie dingen, haar nachten waren donker en angstaanjagend. Zodra ze ’s morgens wakker werd, bleven de nachtelijke demonen door haar hoofd spoken. Ieder rampscenario was als een monster dat verslagen moest worden.
Dat kind leeft in een bubbel, verweet haar schoonzus haar wel eens. Maar niets kon Kim weerhouden van het altijd bezig zijn met haar dochters veiligheid. Obsessief, aldus haar schoonzus. Maar het was toch haar taak als moeder haar te behoeden voor rampen, groot en klein? Ze wist heus wel dat ze soms te overbeschermend was, maar ze kon het gevoel van constant dreigend gevaar niet uitschakelen.
Met gekromde tenen bekeek ze vaak de andere ouders op het schoolplein. De moeder die steevast te laat kwam, met wapperende, ongekamde haren haar zoontje met zich meetrekkend richting het sluitende hek. Het kind dat vaak ook alleen naar school kwam en ging, terwijl hij daar nog veel te jong voor was. De vader die meer op zijn telefoon keek in plaats van naar zijn zoon die in de hoogste bomen klom én eruit viel.
Zij haalde nooit haar ogen van haar dochter af. Naomi was het belangrijkste in haar hele leven, de zon waar Kim omheen draaide en waar ze door verblind werd.
Waar andere ouders genoten van een beetje vrije tijd als ze hun kinderen op school afleverden, telde Kim de uren af tot ze haar weer kon ophalen. Op schoolreisjes ging ze altijd mee, als ze niet werd uitgeloot reed ze achter de bus aan en kocht ze zelf een entreekaartje.
Volgend jaar, groep 8, was het schoolkamp. Hulp van ouders was niet nodig. Er was haar ook vriendelijk verzocht niet na te reizen, het kamp was voor de kinderen en de leraren, zij zouden instaan voor haar veiligheid. Slapeloze nachten had ze ervan gehad. Hoe moest ze die dagen doorkomen?
Nu zou ze er alles voor over hebben als ze haar dochter kon uitzwaaien voor haar kamp. Als ze haar gezonde, blozende wangen kon kussen en haar veel plezier kon wensen.
Kim haalt een hand door haar haren en recht kreunend haar rug. De hele nacht heeft ze naast het bed gezeten en afwisselend de hand en wang van haar dochter geaaid, lieve woordjes fluisterend. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Hoe kan het dat haar Naomi, haar mooie, lieve, stralende, ondeugende meisje, haar zonnetje, hier bleek en stil in een ziekenhuisbed ligt? Omringd door piepende apparaten die haar in de gaten houden, met slangetjes in haar neus die haar moeten helpen ademen, met artsen en coassistenten die haar willen helpen, maar niets meer kunnen doen.
Soms komt gevaar niet van buitenaf, maar van binnenuit. Sommige monsters zijn niet te verslaan.